‘Gimjang’, het proces om van kool Kimchi is arbeidsintensief. Bovendien is Kimchi niet alleen reuzenpopulair, het was essentiële voeding om de barre Koreaanse winter nog enigszins gezond te overleven. Om voldoende arbeiders aan zich te binden, lieten de Koreaanse landheren af en toe een varkentje aan rukken. De werkers kookten het varken en aten het met de verse ongefermenteerde kimchi. Een feestmaal als emolument, Bossam of ook wel Bo SSam was geboren.
Bossam of Bo Ssam
Dit Koreaanse gerecht maakt men tegenwoordig niet meer van hele varkens. Maar van smakelijke delen als de schouder of beter nog buikspek. De lokale chef bindt de varkensdelen in met slagerstouw en kookt het vlees in een court bouillon van lokale ingrediënten. Met kruiden als steranijs, knoflook, gember, doenjang (Koreaanse sojapasta) en thee. Vervolgens wordt de Bossam gekoeld, afgespoeld en in dunne plakjes van om en nabij 3 millimeter gesneden.
Banchan
Het vlees serveert men volgens traditie met talloze bijgerechten. zogenaamde Banchan. Zoals rettich salade, ssamjang (wrap saus), saeu-jeot (gezouten garnalen) en uiteraard de onvermijdelijke kimchi. Een ander verrassend, maar passend bijgerecht dat soms bij bossam opduikt zijn rauwe oesters. Deze combinatie heeft een eigen naam, in Korea heet die Gul Bossam. Vervolgens rolt de eter aan tafel al deze gerechtjes in slabladen tot een Koreaanse wrap of Ssam. Om makkelijk met de hand te kunnen eten.
Anju
Bossam blijft onverminderd populair in Korea. Het staat op elke menukaart, met name als zogenaamde anju. Anju is het Koreaanse equivalent van de borrelhap. Maar dan in de letterlijk zin, eten speciaal gemaakt voor bij een stevige borrel. In dit geval, hartig gezelschap bij soju. Dat is de goedkope rijst alcohol, waaraan de Koreanen zich met ongekende hoeveelheden te buiten gaan. In de Verenigde Staten kreeg Bossam bekendheid doordat David Chang het introduceerde in zijn befaamde Momofuku restaurants.