Uiteraard at ik afgelopen vrijdag nog bitterballen, heerlijk bij het eerste pilsje van het weekend. Wie denkt dat de Nederlandse Bitterballencultuur (of als je het wil verslaving) uniek is, komt bedrogen uit. Kleine kroketjes zijn sowieso populair in heel West-Europa. Het bontst maken de Italianen het, met name de Milanezen paneren en frituren alles wat los en vast zit.
Suppli
In Lazio, de streek rond Rome, kennen ze hun eigen bitterbal, de Suppli. De naam is een lokale verbastering van verrassing. Ik weet niet of ze daarmee de onzichtbare inhoud bedoelen of de hitte daarvan. Het is de Romeinse variant op de Arancini uit Sicilië. Beide hebben wel een belangrijk verschil met ‘onze’ bitterbal. Ze bevat bijna nooit salpicon (kenners noemen de vulling nooit ragout of bechamel), maar meestal risotto. In bouillon gekookte rijst, met ongekende mogelijkheden aan toevoegingen, zoals gehakt, kip, ei of tomatensaus. En meestal een combinatie.
Al Telefono
Vroeger werden Suppli verkocht in zogenaamde friggitoria (denk aan de Belgische Frituur), maar die zijn tegenwoordig praktisch uitgestorven. Tegenwoordig is het fingerfood, populair bij de apperitivo. De populairste variant bevat een bolletje mozzarella en staat bekend onder de grappig naam Suppli al Telefono. Een oude verwijzing naar de lange (telefoon)draden die ontstaan als je hem in twee breekt. Voor de jonge lezers van deze site, vroeger hadden telefoons een hoorn die met een kabel aan het toestel verbonden was. Die zaten ook nog eens met een kabel aan de muur vast.