Ik heb het gevoel dat Lasagne (ook wel Lasagna) er een beetje uit ligt. Verworden tot het iets te dikke, wat suffe broertje van de Italiaanse keuken. Terwijl het er vroeger toch eigenhandig voor zorgde dat Italiaanse mannen tot na hun dertigste bij Mama bleven wonen. Buiten Italië pronkte het op het menukaart van menig Pizzeria. Als een soort kroonprins in het rijk van koning Pizza. Maar waar pizza uitgroeide tot een Internationaal succesnummer, lijkt de faam van lasagne tanende.
Napolitaanse roots
Terwijl beide toevallig genoeg nog stadsgenoten zijn ook. Allebei Napolitanen. En ere wie ere toekomt, Lasagne heeft de oudste rechten. Het ontstond in de Middeleeuwen. Al in de 14de eeuw beschrijft het Liber de coquina – iets als boek van de kookkunst – een recept voor Lasanis. Dit oerrecept vermeldt vellen van gekookt gefermenteerd deeg, die de bereider bestrooide met kaas en kruiden. Het is daarmee meteen het oudste gerecht dat pasta en kaas combineert.
Het is vandaag niet toevallig de elfde van de elfde. Lasagne groeide in haar geboortestad uit tot Lasagne di Carnevale. Tot op heden belegt men pastavellen niet alleen met ricotta en mozzarella, maar ook met lokale worstjes, gefrituurde gehaktballetjes, hardgekookte eieren, caciocavallo kaas en een dikke vleessaus. Een passende vlezige aankondiging van Vastenavond en Aswoensdag. De dag dat het vasten in de Katholieke wereld aanvangt en men afziet van het eten van vlees tot aan Pasen.
Lasagne al Forne
Buiten Italië is een andere versie bekender. De zogenaamde Lasagne al Forne, zeg maar Lasagna uit de oven, combineert een tomaten-vleessaus (ragu in het Italiaans) met bechamel en mozzarella. Het is juist die combinatie van zuivelproducten en koolhydraten waarvan de moderne calorieënteller van de leg raakt. Italianen schrijven de ingrediënten aan het mooie Emilia-Romagna toe. In deze Noord-Italiaanse streek en haar hoofdstad Bologna kleurt men de pasta traditioneel groen met spinazie.